Esther Voorburg is werkzaam op OBS ‘t Startblok in Achterveld en is ambassadeur van Kleuteruniversiteit. In deze blog vertelt zij hoe je de creativiteit, fantasie en eigenaarschap van kleuters kunt stimuleren terwijl ze een knutselactiviteit doen. Hierbij laat ze zich inspireren door de methodiek van Design Thinking. Aan de hand van een praktijkvoorbeeld wordt in deze blog beschreven hoe dit eruit kan zien. In het praktijkvoorbeeld wordt gewerkt aan het project Kriebelbeestjes van Kleuteruniversiteit.
Als kleuterleerkracht geniet ik ontzettend van de uitspraken, fantasieën en creatieve ideeën van de kinderen. Tijdens het spel en de kringactiviteiten kan ik hier goed op inspelen. Ik merkte dat kleuters zich te weinig creatief konden uiten tijdens het maken van de aangeboden knutselactiviteiten. Ik ben bekend met het feit dat de activiteiten niet alleen aangeboden worden om creativiteit te stimuleren, maar dat die ook ingezet worden om een techniek aan te leren of om de kinderen te laten oefenen met een gerichte taakaanpak. Zelf was ik op zoek naar een aanpak waarbij de kinderen meer creativiteit en eigenaarschap in hun opdracht kwijt kunnen. Deze heb ik gevonden in het werken met de verschillende fasen vanuit de methodiek van Design Thinking.
Design Thinking
Toen ik bij de groepen 3 t/m 8 de resultaten van een oplossingsgericht proces volgens de methode van Design Thinking zag, werd ik enorm getriggerd. Design Thinking is een methode die ingezet kan worden om op een creatieve wijze complexe problemen op te lossen. Je doorloopt op een gestructureerde manier verschillende fasen om zo een oplossing voor een probleem te verzinnen. Dit kan van alles zijn: van het ontwerpen van een auto die voortbeweegt door middel van lucht tot het ontwerpen van een oplossing voor de plastic soep. Ik werd direct enthousiast van deze methode en besloot die ook toe te passen in mijn kleutergroep.
Bij het werken met het model van Design Thinking wordt het proces gestart met een probleemstelling. In dit geval koos ik voor een probleemstelling passend bij het thema Kriebelbeestjes. Omdat het mijn eerste ervaring is met deze aanpak, heb ik ervoor gekozen om een probleemstelling te kiezen die dicht bij de kinderen ligt. Ik legde de kinderen de volgende probleemstelling voor: de kriebelbeestjes zijn verdrietig, omdat ze iets niet kunnen wat ze wel graag zouden willen kunnen. De kinderen kregen de opdracht om een oplossing te verzinnen, waardoor de kriebelbeestjes dit met hun nieuwe superkracht wel kunnen. Hierbij moesten de kinderen eerst nadenken over de kenmerken van het door hen gekozen kriebelbeestje. Vervolgens dachten ze na hoe ze het kriebelbeestje konden verbeteren door het een superkracht toe te kennen.
Fase 1 – Inleven
We startten met het uitspelen van een poppenkastvoorstelling waarin verschillende kriebelbeestjes met elkaar in gesprek waren. Simon de Spin was verdrietig, omdat hij zo graag anderen wilde helpen. Dit bleek lastig voor hem, omdat iedereen bang voor hem was. Siep de slak wilde zo graag met een hardloopwedstrijd meedoen, maar wist dat hij altijd de traagste van het stel was en Ramon de rups wilde zo graag vliegen, maar had geen vleugels. Deze fase wordt de inlevingsfase genoemd. Je neemt de kinderen mee in het verhaal en de bijbehorende probleemstelling.
Fase 2 – Doel stellen
Na de eerste fase kwam het gesprek op gang en brainstormden we tijdens een kringgesprek over de manier waarop we de kriebelbeestjes uit de poppenkastvoorstelling konden helpen. We kwamen samen tot de conclusie dat de kriebelbeestjes superkrachten nodig hebben. Alle kinderen ontwierpen een eigen kriebelbeestje met een superkracht.
Fase 3 – Ideeën
Vanuit de tweede fase kwamen we vanzelf aan in de volgende fase, namelijk de ideefase. De kinderen kregen ´denktijd´ en ontwierpen een kriebelbeestje met een door henzelf gekozen superkracht. Dit tekenden ze op hun wisbordjes. Vervolgens vertelden de kinderen in tweetallen de ideeën aan elkaar. Hierbij werd hun verhaal ondersteund door de tekening op hun wisbordje. Ten slotte werden de ideeën in de kring met elkaar gedeeld. Door op deze manier te werken, voorkom je dat veel kinderen met dezelfde ideeën komen. Ook geef je de kinderen met opstartproblemen de nodige inspiratie. Een grote verscheidenheid aan kriebelbeestjes heeft de revue gepasseerd in deze fase. Het is daarom aan te raden om deze werkwijze pas later in een thema aan te bieden. Zo is er de nodige voorkennis beschikbaar bij de kinderen en komen ze sneller op ideeën.
Voorbeelden van ideeën van de kinderen zijn:
– Een lieveheersbeestje met heel veel ogen, zodat hij alles goed in de gaten kan houden.
– Een vlinder met laserogen, zodat ze boeven snel ziet en hulp kan inschakelen.
– Een gekleurde spin met heel veel wielen, waardoor hij snel kan rijden en snel bij de mensen in nood kan komen. Doordat hij gekleurd is, worden de mensen blij van hem in plaats van bang.
– Een vlinder met waterdichte vleugels, zodat ze mensen uit het water kan redden.
Fase 4 – Ontwerpen
Na het verzamelen van de ideeën volgt de ontwerpfase. In deze fase maken de kinderen een ontwerp dat ze later uitwerken. Er kan worden gekozen om het ontwerp in het platte vlak te laten maken, te werken met kosteloos materiaal of voor een andere manier.
Ik vroeg de kinderen om het plan zo gedetailleerd mogelijk uit te werken. Zodra een kind klaar was, mocht dat het werk aan mij toelichten. Ik stelde denkvragen, waardoor het kind het ontwerp eventueel nog kon verbeteren. Deze denkvragen zijn over het algemeen open vragen. Je laat het antwoord zoveel mogelijk uit het kind zelf komen. Een voorbeeld van deze vraagstelling kan zijn: ´Hoe beweegt jouw kriebeldier?’ in plaats van ‘Heeft je kriebeldier vleugels?´. De kinderen zullen dan vanzelf nadenken over de poten en/of vleugels van hun kriebeldier.
Fase 5 – Ontwerp uitvoeren
Na de ontwerpfase mochten de leerlingen het ontwerp gaan uitvoeren. Ik koos ervoor om de kinderen te laten kiezen welk materiaal ze wilden gebruiken. Ik legde wel een aantal materialen klaar om de kinderen een richting te geven. Op het moment dat kinderen materialen misten, konden zij dit aangeven en probeerde ik dit te verzorgen. Ik had het volgende materiaal klaargelegd: kosteloos materiaal, klei, allerlei soorten constructiemateriaal, gekleurd papier, potloden en stiften. Door deze verschillende materialen ontstonden er echt verschillende ontwerpen.
Fase 6 – Testen van het ontwerp en verbeteren
Tijdens het maken van het ontwerp komen de kinderen er vaak achter dat niet elk ontwerp altijd even goed uitvoerbaar is. Hierdoor belanden ze eigenlijk al in de fase van het testen en het verbeteren van het ontwerp. Zo is een vlinder van DUPLO lastig te maken. Ook hier stel je als leerkracht vragen om de oplossing voor het probleem uiteindelijk uit de kinderen zelf te laten komen. De kinderen passen hun ontwerp, materiaalkeuze en/of idee aan. Hierdoor leren de kinderen kritisch te kijken naar hun eigen ontwerp.
Op het moment dat het product overeenkomt met het ontwerp is de opdracht geslaagd. In dit voorbeeld is het moeilijker om het te testen, omdat het om een fantasie-opdracht gaat. Bij een meer concrete opdracht zoals ‘ontwerp een voertuig dat kan voortbewegen door middel van lucht’ neemt de test en verbeter-fase een belangrijkere rol in. De kinderen testen of het voertuig daadwerkelijk voortbeweegt en denken na over oplossingen op het moment dat het niet direct lukt.
Fase 7 – Eindproduct laten zien
De cyclus werd afgesloten met een presentatie van het ontwerp en het resultaat. Ik koos ervoor om de helft van de klas over zijn product te laten vertellen, terwijl de andere helft van de klas langs de verschillende presentaties liep. Na tien minuten draaien de rollen om. Van te voren hadden we besproken welke vragen de kinderen zouden kunnen stellen terwijl ze naar de presentatie gingen luisteren. Voorbeelden van vragen zijn:
– Hoe heb je het gemaakt?
– Welk materiaal heb je gebruikt?
– Welke speciale kracht heeft jouw kriebeldier?
De kinderen waren apetrots tijdens de presentaties!
Deze manier van werken draagt voor mij bij aan originele en creatieve resultaten. Tijdens het gehele proces heb ik een hoge mate van betrokkenheid ervaren bij de kinderen. Voor mij is deze manier van werken een prachtig proces waarbij je de creativiteit van kleuters prikkelt, het eigenaarschap versterkt en je de kleuters op een gestructureerde manier een onderzoekende houding aanleert.
Ik heb deze blog geschreven in de hoop jullie te inspireren om eens een andere aanpak te gebruiken. Deze manier van werken kan bij allerlei thema’s toegepast worden en is al in te zetten bij jonge kinderen. Zelf vind ik dat je met deze werkwijze de kinderen verschillende vaardigheden aanleert waarvan ze de rest van hun leven profijt van hebben. Wil je meer weten over dit onderwerp? Of heb je nog vragen? Ga dan naar onze Facebook-groep Vrienden van Kleuteruniversiteit of neem een kijkje op mijn Instagram-kanaal.