Inspiratieblog: Wiebelen en friemelen

Jonge kinderen hebben van nature een beweegdrang. We kennen het vast wel, kinderen die zitten te wiebelen of juist zich onzichtbaar proberen te maken gedurende activiteiten. Ze lijken in eerste instantie niet betrokken, maar het zou zomaar kunnen zijn dat ze juist wel proberen om betrokken te blijven. Ze zijn zintuiglijk onder- of overprikkeld en proberen de balans in zichzelf te herstellen. Wij als leerkrachten kunnen kinderen hierbij ondersteunen en ons handelen hierop aanpassen

Arina van Gelder werkzaam in groep 2/3 op IKC De Brink in Zwijndrecht en Renate van Ruijven werkzaam in unit 1/2 op de Joannesschool in Naaldwijk nemen je mee in de wereld van wiebelen en friemelen. Daarnaast geven zij je graag tips welke interventies je als leerkracht kunt doen, om kinderen hierin te begeleiden.

Even het geheugen opfrissen

Prikkelverwerking gebeurt bij iedereen en altijd. Dit proces verloopt via de zintuigen. Een prikkel legt deze weg in vier fases af.

  1. Registratie:
    De zintuigen registreren de prikkels via bijvoorbeeld de neus, de oren of de ogen.
  2. Prioriteit:
    De prikkels komen vervolgens in de hersenen terecht waar beslist wordt hoe belangrijk een prikkel is. Als een prikkel als onbelangrijk bestempeld wordt, stopt hier het proces van prikkelverwerking.
  3. Hersenschors:
    Prikkels die van belang zijn, worden doorgegeven aan de hersenschors. Dan vindt er bewustwording plaats van de prikkel.
  4. Reactie:
    Als de prikkel in de hersenschors is aangekomen volgt er een onbewuste of bewuste reactie.

Het is van groot belang dat de leerkracht zich bewust is van deze prikkelverwerking. Deze bewustwording helpt om het kind beter te begrijpen en de omgeving hierop aan te passen.

Overprikkeling

Een kind dat last heeft van overprikkeling, ontvangt meer prikkels dan het kan verwerken. Ook worden de prikkels bewuster ervaren naarmate het kind meer overprikkeld raakt. Deze overprikkeling verloopt in vier fases, elk met specifieke gedrags- en emotionele kenmerken:

Fase 1: Bezieling
In deze fase voelt het kind zich doorgaans goed en energiek. Het is actief en betrokken bij de activiteiten om zich heen zonder veel rekening te houden met zijn energieniveau. Het kind speelt met enthousiasme, maakt plezier en lijkt probleemloos om te gaan met de prikkels die het ontvangt. Gedragsmatig ziet het eruit als een kind dat vrolijk en vol energie is.

Fase 2: Overmoed
Naarmate de prikkels zich opstapelen, kan het kind minder bewust worden van zijn eigen vermoeidheid. Het gedrag kan veranderen in een toestand van overmoed; het kind lijkt misschien ongevoelig voor signalen van vermoeidheid en blijft doorgaan met activiteiten. Dit kan zich uiten in het negeren van grenzen, zoals niet stoppen met spelen of niet luisteren naar waarschuwingen van anderen. Het kind kan extra luid zijn, impulsief handelen en weinig aandacht hebben voor zijn eigen welzijn.

Fase 3: Ontkoppeling
In deze fase begint het energieniveau merkbaar te dalen en de ophoping van indrukken wordt steeds lastiger voor het kind om te verwerken. Het kind kan tekenen van ontkoppeling vertonen, zoals moeite hebben met concentreren of het opvolgen van instructies. Gedragsmatig kan dit zich uiten in verwarring, prikkelbaarheid of het negeren van sociale interacties. Het kind lijkt gefrustreerd en overweldigend, en kan lastiger in contact staan met anderen. De energietekorten worden duidelijker, en het kind kan moeite hebben om zich te reguleren.

Fase 4. Afscheiding
In de laatste fase heeft het kind zijn limiet bereikt. Het gedrag kan drastisch veranderen; het kind kan extreem vermoeid, verdrietig of zelfs boos worden. Het is vaak zichtbaar dat het kind zich alleen en uitgeput voelt. Emotionele reacties kunnen intens zijn, zoals huilen, trekken aan kleding, of zich terugtrekken uit sociale interacties. Het kind kan moeilijkheden hebben om zichzelf te kalmeren en heeft vaak behoefte aan rust en ondersteuning van volwassenen om weer tot zichzelf te komen.

In elke fase is het cruciaal dat volwassenen alert zijn op de signalen en passende ondersteuning bieden om het kind te helpen de prikkels te reguleren en te herstellen.

Onderprikkeling

Bij onderprikkeling zoeken kinderen actief naar prikkels om hun brein te stimuleren. Dit betekent dat ze vaak op zoek gaan naar manieren om hun omgeving levendiger en interssanter te maken. Ze kunnen zich uiten door te zingen, dansen, opvallende kleding te dragen, veel energie te tonen of zelfs      ondersteboven hangen op een stoel. Deze gedragingen zijn pogingen om de stimulatie die hun brein nodig heeft te verkrijgen.

Aan de andere kant zijn er ook passief onderprikkelende kinderen. Deze kinderen ervaren een gebrek aan voldoende stimulatie, maar in plaats van actief op zoek te gaan naar prikkels, reageren ze passiever. Ze kunnen zich terugtrekken, wegdromen en moeite hebben om hun aandacht bij de les of activiteit te houden. Dit gedrag kan hen vaak onopgemerkt laten door leerkrachten, omdat ze niet opvallen door actieve of luidruchtige gedragingen. Passief onderprikkelende kinderen kunnen daardoor soms over het hoofd worden gezien en hebben misschien af en toe een “wakker schud” moment nodig om hen te helpen zich weer te concentreren en betrokken te raken. In beide gevallen is het belangrijk om het type onderprikkeling te herkennen en passende strategieën te gebruiken om het kind te ondersteunen bij het vinden van de juiste balans in stimulatie.

Inspelen op prikkels in de klas
Kinderen die onder- of overprikkeld zijn, moeten leren om prikkels te laten afvloeien zodat ze weer in fase 1: bezieling, komen. Als leerkracht kun je hen daarbij helpen door de volgende activiteiten uit te voeren:

Bij overprikkeling

Bewegen:
– Voer een kort dansje uit op een leuk liedje om de energie van de kleuters op een positieve manier kwijt te raken.
– Organiseer een spelletje waarbij kleuters door de klas mogen springen, kruipen of rondrennen.

Voldoende rustmomenten in de groep:
– Richt een rustige hoek in met zachte kussens, een kleed en een paar rustige boeken waar kleuters kunnen ontspannen. Deze plek kan worden gebruikt voor korte rustpauzes.
– Plan regelmatig momenten van rust in, zoals het luisteren van rustige muziek.

Ademhalingsoefeningen:
– Laat kleuters een veertje of een lichte bal in de lucht houden door langzaam en diep in en uit te ademen.
– Laat kleuters zich voorstellen dat ze een ballon opblazen met hun adem, waarbij ze langzaam inademen door hun neus en uitademen door hun mond.

Sensomotorisch spel:
– Bied een zandtafel of watertafel aan met schepjes, bakjes en water om te spelen. Dit kan helpen om de zintuigen te stimuleren en het kind te kalmeren.
– Vul een bak met verschillende materialen zoals rijst, bonen, of gekleurd water en laat kleuters hun handen gebruiken om door de bak te graven en te voelen.

Alleen spelen of werken:
– Geef kleuters de mogelijkheid om zelfstandig te knutselen, zoals het maken van een collage met verschillende materialen of het tekenen van hun favoriete dingen.
– Bied eenvoudige puzzels aan die kleuters alleen kunnen maken. Dit helpt hen om hun eigen tempo te volgen en zich te concentreren.

Bij onderprikkeling:

Daag het brein uit door nieuwe dingen aan te bieden. Zoals nieuwe materialen of het rouleren van materialen:
– Ritmische spelletjes waarbij kleuters op de maat van muziek met eenvoudige instrumenten mogen meespelen.
– Introduceer een nieuwe taal door middel van spelletjes, liedjes en boeken.
– Lees boeken in verschillende talen met de kleuters en bespreek de verhalen en plaatjes.
– Gebruik puzzels en memoryspelletjes met verschillende moeilijkheidsgraden die kleuters uitdagen om na te denken en problemen op te lossen.
– Introduceer eenvoudige raadsels en raadspelletjes die kleuters uitdagen om logisch na te denken. Bijvoorbeeld, een raadsel over dieren of een “wat hoort niet thuis?” spel.
– Geef kleuters kleine uitdagingen waarbij ze oplossingen moeten bedenken, zoals het bouwen van een brug voor een speelfiguur van blokken.
– Stel kleine, haalbare doelen voor kleuters, zoals het leren van een nieuw kunstje of het verbeteren van hun tekenvaardigheden. Moedig ze aan om trots te zijn op hun voortgang.
– Verander regelmatig de activiteiten of routines in de klas. Bijvoorbeeld, verander de volgorde van de dagactiviteiten of organiseer een themadag waarbij de klasactiviteiten rondom een specifiek thema draaien.
– Introduceer nieuwe lesmethoden zoals buitenlessen, waarbij kleuters buiten leren over natuur en milieu, of wissel het klassikale werk af met groepswerk om de dagelijkse routine te doorbreken.

Hopelijk heeft deze blog je geïnspireerd om met wiebelen en friemelen aan de slag te gaan. En wil je meer van onze klassen zien? Volg ons dan op Instagram via @jufarina en @jufrenate. Heb je na deze blog vragen over zaken of wil je iets anders weten of delen? Stuur dan gerust een bericht via Instagram of je kunt ons bereiken via de Facebook-groep Vrienden van Kleuteruniversiteit of mail naar ambassadeur@kleuteruniversiteit.nl. We gaan heel graag met je in gesprek!