Inspiratieblog: Zelf aan de slag met Close Reading

Agnes Dijkstra (@jufagnes) is leerkracht op OBS Hendrik Wester in Oude Pekela en ambassadeur bij Junioruniversiteit. In deze blog vertelt ze over het zelf ontwerpen van Close Reading lessen.

In eerdere blogs schreef ik over hoe je close reading aan kunt pakken bij kleuters en hoe je de drie sessies binnen close reading kunt vormgeven. In deze blog wil ik je laten zien hoe ik zelf mijn eigen sessies ontwerp.

Wat is close reading?

Even een opfrisser: Close reading is een aanpak voor het begrijpend lezen en luisteren waarbij het herhaald (voor)lezen van een tekst en de interactie over deze tekst centraal staat. De gekozen tekst wordt drie keer (voor)gelezen en besproken. Elke sessie (zo worden de lessen genoemd) ga je dieper in op de tekst. In onderstaand schema kun je zien hoe dit vorm wordt gegeven:

Zelf aan de slag

Er zijn drie stappen te omschrijven in het proces om zelf deze sessies te ontwerpen:

Stap 1: Een geschikt verhaal kiezen

Kinderen komen dagelijks met verschillende soorten teksten in aanraking. Niet alleen door het (voor)lezen van prentenboeken, maar ook bijvoorbeeld met stappenplannen, informatie over voedingswaarden op verpakkingen en folders. Het is belangrijk dat kinderen de verschillende kenmerken van de tekstsoorten herkennen. Ook jonge kinderen kunnen dit leren door het aanbod van verschillende teksten aan te bieden. Hierbij kun je denken aan prentenboeken, informatieve prentenboeken, sprookjes en poëzie.
Bij het kiezen van het juiste verhaal moet je er rekening mee houden dat de teksten niet te makkelijk zijn. Kinderen mogen er best even mee stoeien. Op deze manier activeer je de kinderen en zet je ze zelf aan het denken. Het boek ‘Close reading in de praktijk – lessenseries voor de onderbouw‘ geeft aan rekening te houden met een aantal kenmerken bij het kiezen van het juiste verhaal:

  • Kwantitatieve kenmerken
    Hierbij gaat het om de lengte van een tekst, de woordlengte en het aantal keren dat een woord terugkomt in de tekst. Dit bepaald de leesbaarheid van de tekst. Voor jonge kinderen is dit minder interessant, omdat teksten worden voorgelezen.
  • Kwalitatieve kenmerken
    Als leerkracht van het jonge kind kun je beter kijken naar de moeilijkheid en de inhoud van de tekst. Dit doe je aan de hand van kwalitatieve kenmerken. Ik beschrijf ze hieronder en geef tips voor prentenboeken.

Tekststructuur:
Prentenboeken met een chronologische volgorde in tijd zijn beter te begrijpen voor jonge kinderen. Denk bijvoorbeeld aan het boek Bang Mannetje. In dit verhaal is Bang Mannetje bang voor alles. Hij wil niet meer bang zijn en zoekt contact met de Toverboom. Dit verhaal loopt in een chronologische volgorde en heeft daardoor een duidelijke verhaallijn. Informatieve prentenboeken kunnen ook een verhaallijn in de tijd hebben. Denk hierbij aan de beroepenboeken van Liesbet Slegers.
Een ander belangrijk punt bij tekststructuur is of de afbeeldingen en de tekst samen één verhaal vertellen. Een voorbeeld is het prentenboek Wat nu Olivier? waarbij tekst en illustraties zoveel mogelijk overeen komen.
Als laatste kun je kijken naar verbanden in een tekst. Deze zijn in sommige prentenboeken makkelijker te vinden dan in anderen. De Kikker boeken van Max Velthuijs zijn erg geschikt voor het leggen van verbanden. Kikker heeft vaak een probleem dat opgelost moet worden en wordt daarbij vaak geholpen door zijn vriendjes.

Taalkenmerken:
Hierbij moet je denken aan de schrijfstijl van de schrijver. De boeken over Boer Boris zijn bijvoorbeeld op rijm geschreven. Je kunt ook kijken naar de manier waarop het verhaal wordt verteld. Is er een verteller of is het verhaal in de ik-vorm geschreven? Daarnaast kun je als schrijver de interactie aangaan met de lezer door vragen te stellen.
Ook woordenschat valt onder taalkenmerken. Dit bepaalt mede de moeilijkheid van de tekst. Ik merkte tijdens het voorlezen van het boek Haas en Mol zoeken een uitweg, dat een aantal kinderen het verhaal niet begrepen, omdat ze meerdere woorden niet kenden. Op dat moment wist ik dat ik mijn tweede sessie aan moest passen, zodat ik eerst met de voor deze kinderen onbekende woorden aan de slag kon.

Betekenis:
In een prentenboek kunnen personages verschillende vormen aannemen, voorwerpen krijgen ineens karaktereigenschappen. Maar ook de verschillen tussen werkelijkheid en fantasie vallen hieronder. Dit loopt wel eens door elkaar in prentenboeken. Denk maar aan Maar eerst ving ik een monster. In dit verhaal moet een jongen gaan slapen, maar hij bedenkt een manier om zijn bedtijd iets uit te stellen.
De betekenis van een verhaal benoemen kan voor jonge kinderen lastig zijn. Zeker wanneer ze tussen de regels door moeten luisteren om de betekenis te begrijpen. Hier houd je als leerkracht rekening mee door de juiste tekst gerichte vragen te stellen. De Gruffalo is hier een mooi voorbeeld van. Niet ieder kind in mijn klas had door dat muis de Gruffalo heeft verzonnen en op deze manier de andere dieren op een afstand kon houden. Door de juiste tekstgerichte vragen te stellen (en op het juiste moment), kwamen een aantal kinderen in groep 2 tot dit inzicht.

Achtergrondkennis:
Dit spreekt eigenlijk voor zich: hoeveel voorkennis heeft een kind nodig om de tekst te kunnen begrijpen? Hier speel je op in bij het maken van je keuze. Sluit je tekst aan bij het thema waaraan je op dat moment werkt, dan is deze tekst sneller te begrijpen dan wanneer je een losstaande tekst kiest. Verhalen die aansluiten bij de belevingswereld van het kind zijn uiteraard makkelijker te begrijpen voor jonge kinderen dan wanneer ze niet aansluiten.

Lezer- en taakfactoren:
Uiteraard bepaalt de moeilijkheid van een tekst welke vragen je aan kinderen kunt stellen. Maar aan de andere kant zijn de vaardigheden en het niveau van de kinderen ook belangrijk bij het maken van de juiste keuze voor een tekst. Bij het voorbereiden van de sessie houd je dit in gedachte, daarbij rekening houdend met de cognitieve vaardigheden van de kinderen, de benodigde voorkennis, de motivatie en betrokkenheid van de kinderen en de taakkenmerken van de opdrachten die je geeft.

Stap 2: het voorbereiden van de sessies

Na het kiezen van een tekst kun je starten met het voorbereiden van de sessies. Als je net gestart bent met het concept, kan dit nog lastig zijn. Ik heb eerst een aantal voorbeeld sessies uitgevoerd in de groep, voordat ik zelf sessie ging ontwerpen. Op deze manier raak je bekend met het concept. Uiteindelijk start je dan makkelijker met het zelf ontwerpen.

Sessie 1: wat zegt de tekst?
In de eerste sessie leren de kinderen de grote lijnen van het verhaal kennen. Zo leren ze de kern van het verhaal te begrijpen. In deze sessie is het nog niet belangrijk dat de kinderen de tekst helemaal begrijpen. Je hoeft als leerkracht dus nog niet aan de slag met moeilijke woorden. Doordat het verhaal herhaald wordt voorgelezen, krijgen de kinderen steeds meer informatie over de tekst.

Sessie 2: hoe wordt het gezegd?
De tweede sessie is de koppeling tussen de eerste en derde sessie en is gericht op het begrip van de tekst. De vragen die je als leerkracht stelt hebben betrekking op belangrijke details, woordenschat en/of tekststructuur. Onthoud hierbij dat het antwoord op de vragen altijd gezocht moet worden in de tekst. Je speurt als het ware naar het bewijs. Bij belangrijke details kun je samen met de kinderen een schema maken aan de hand van wie, wat, waar, wanneer, welke en hoe vragen. De tweede sessie is perfect voor het bespreken van moeilijke woorden. Maak hierbij gebruik van woordkaarten die aansluiten bij de illustraties.

Sessie 3: wat betekent de tekst?
In de laatste sessie ga je op zoek naar de betekenis van de tekst. Wat is de bedoeling van de schrijver?

Stap 3: het uitvoeren en (eventueel) bijstellen van de sessies

Nu komt het leukste onderdeel: het uitvoeren van de sessies in de praktijk. Ik merkte na de eerste drie sessies direct verschil bij de kinderen. Een meisje in het bijzonder gebruikte woorden die ze anders niet gebruikt zou hebben. Zeker als je wat ervaring opdoet met het ontwerpen en uitvoeren van de sessies, ga je verschil merken in het tekstbegrip en het niveau van begrijpend luisteren van kinderen.

Als je net begint met Close Reading kan er veel op je afkomen als leerkracht, maar begin gewoon en wees niet bang. Ik besloot om eerst te starten met kant en klare lessen. Zo doe je ervaring op en leer je je weg te vinden in het stellen van de juiste vragen. Stel ook zeker lessen bij. Zoals ik al aangaf, merkte ik aan kinderen dat het tekstbegrip niet zou komen, omdat ze de woordenschat er niet voor hadden. Stel bij en pas sessies aan, zowel naar boven als beneden. Daarnaast is het niet erg om een enkele sessie uit te spreiden over meerdere momenten of dagen. Dit bied je de gelegenheid om meer aandacht aan te besteden aan het proces.

Als laatste tip wil ik je meegeven: heb plezier in het uitvoeren van de sessies. Wij als leerkracht weten als geen ander dat je op die manier kinderen meeneemt in het proces en dat ze daardoor zoveel meer leren.

Ben je op zoek naar voorbeelden van tekstgerichte vragen of close reading sessies? Google en Pinterest bieden zeker uitkomst. Daarnaast maak ik graag gebruik van het boek Close Reading en Close Reading in de praktijk- lessenserie in de onderbouw van uitgeverij Pica. Hierin staan veel voorbeelden van sessies en wordt de theorie achter Close Reading uitgebreid beschreven.

Wil je nog meer weten over dit onderwerp of heb je vragen? Stel ze gerust op onze Facebook-pagina Vrienden van Kleuteruniversiteit. Hier kun je ook jouw ervaringen met Close Reading delen. Ik ben benieuwd!