Agnes Dijkstra is leerkracht op OBS Hendrik Wester in Oude Pekela en ambassadeur bij Kleuteruniversiteit. In dit blog vertelt ze je over het inzetten van Close Reading bij kleuters.
Op mijn school is begrijpend lezen een belangrijk speerpunt dit schooljaar. Als team wilden we kijken naar een andere manier van werken. Gezamenlijk zijn we begonnen met het geven van ‘Close Reading’ lessen. Hoe we dit doen en wat het ons oplevert, vertel ik je in dit blog.
Wat is Close Reading?
Close Reading is een aanpak voor het begrijpend lezen en luisteren. Als lezer ga je op een bepaalde manier met een tekst om, waardoor je de informatie ontdekt, doorgrondt en begrijpt. Belangrijke kenmerken bij Close Reading zijn het herhaald (voor)lezen van een tekst en de interactie over deze tekst. Hierbij wordt gebruik gemaakt van tekstgerichte vragen. Op deze manier ga je veel dieper in op het verhaal en ontstaat er bij de kinderen meer tekstbegrip. Zo leren kinderen zelf de essentie van een tekst te achterhalen.
In iedere les, die sessies genoemd worden, staan verschillende inhouden centraal. De sessies hebben iedere keer ongeveer dezelfde inhoud, maar er zullen wellicht andere tekstgerichte vragen gesteld worden. De opbouw van de sessies ziet er als volgt uit:
Sessie 1: | Sessie 2: | Sessie 3: |
Algemene begripsvragen.
(het navertellen van een verhaal, begin-midden-eind) |
Vragen naar belangrijke details.
Vragen over de woordenschat. Vragen over de tekststructuur. |
Vragen over de bedoelingen van de schrijver.
Afleidingen. Vragen naar meningen, argumenten en verbanden met andere teksten. |
Voorafgaand en tijdens deze sessies is het niet de bedoeling dat je zelf alvast informatie geeft over het onderwerp of moeilijke woorden gaat uitleggen. Ook wijs je niet op bepaalde informatie. De kinderen gaan zelf tijdens deze sessies aan de slag met de tekst en moeten alles zelf uit het verhaal halen. Als leerkracht heb je tijdens deze sessies meer een ondersteunende rol.
Close Reading in groep 1 & 2:
Hoe wordt Close Reading dan ingezet in groep 1 en 2? Je leest een prentenboek of verhaal voor en iedere keer stel je tekstgerichte vragen na het voorlezen. Iedere sessie ga je dieper in op bepaalde stukken uit het verhaal.
Na de eerste keer voorlezen:
Nadat je het verhaal voor de eerste keer hebt voorgelezen, stel je een vraag die gericht is op de grote lijn in het verhaal. Je laat de kinderen bepalen over wie het verhaal gaat en waar het zich afspeelt. De wie-, wat-, waar pictogrammen kun je heel goed gebruiken tijdens deze eerste sessie. Daarnaast kun je tijdens deze sessie ook gaan kijken naar de volgorde van het verhaal; wat gebeurt er in het begin, midden en eind? Daarbij kun je de kinderen platen van het verhaal in de juiste volgorde laten leggen. Of je kunt gaan kijken naar de hoofdgedachte van het verhaal. Wat is het belangrijkste om te onthouden? Je kunt ervoor kiezen om alle vragen te stellen, maar wellicht moet je de sessie dan opsplitsen.
Speciaal voor dit blog deel ik de wie-waar-wat-kaarten met jullie. Klik op de kaarten om ze gratis te downloaden:
Na de tweede keer voorlezen:
Je bekijkt met de kinderen hoe de tekst in elkaar zit. Zo kun je gaan kijken of er bepaalde patronen te vinden zijn in het verhaal. Denk bijvoorbeeld aan rijm in het verhaal of herhalingen. Ook kun je tijdens deze sessie moeilijke woorden bespreken. Het is dan wel de bedoeling dat de betekenissen van die moeilijke woorden terug te vinden zijn in de tekst. Uiteraard zoeken de kinderen die zelf op. Daarnaast kan er gekeken worden naar belangrijke details uit het verhaal die de kinderen nodig hebben om het verhaal beter te begrijpen. En als laatste kan er gekeken worden naar de structuur in de tekst. Denk hierbij aan herhalingen in een verhaal of dat er toegewerkt wordt naar een plot. Ook hier geldt weer; je kunt ervoor kiezen om meerdere tekstgerichte vragen te stellen. Het is dan wel handig om je sessie spreiden over meerdere momenten op een dag.
Na de derde keer voorlezen:
Nadat je voor de laatste keer het verhaal hebt voorgelezen, gaan de kinderen nadenken over betekenis van de tekst. De vragen zijn nu gericht op de karaktereigenschappen van de personen/figuren die voorkomen in het verhaal. Daarnaast kun je ook kijken naar de gevoelens van deze figuren. Of je kijkt met de kinderen naar de bedoelingen van de schrijver. Hierbij kun je het verhaal vergelijken met een ander verhaal over hetzelfde onderwerp.
Wil je met Close Reading aan de slag gaan, dan vraagt dat wel wat voorbereiding van je als leerkracht. Nadat je een prentenboek gekozen hebt, ga je de tekst als het ware analyseren. Waar zitten de moeilijkheden? Wat is je doel tijdens iedere sessie? Nadat je dit hebt gedaan, ga je de tekstgerichte vragen formuleren. Deze koppel je uiteraard aan de eerder gekozen doelen. En dan begint de voorbereiding; welke materialen en werkvormen gebruik je tijdens de verschillende sessies. Je kunt ervoor kiezen om bepaalde onderdelen te modelen, zeker als het gaat om een lastig onderdeel of als kinderen nog niet zoveel ervaring hebben met Close Reading. Ik maak graag gebruik van coöperatieve werkvormen. Op die manier zet je alle kinderen aan het denken.
Close Reading; de uitvoering:
Ik heb gekozen voor het boek ‘Olifant en de kist vol appels’ van Marianne Busser en Ron Schröder. Een mooi prentenboek dat gaat over een dieren in de dierentuin. Op een dag staat er ineens een kist. Nadat ze hem open hebben gekregen, blijken er appels in te zitten. Olifant besluit dat hij degene is die de appels gaat verdelen. Dit loopt uiteraard niet helemaal zoals het hoort te gaan. Nadat geen enkel dier een appel heeft gehad, behalve olifant zelf, zorgt de oppasser ervoor dat hij snapt dat hij eigenlijk niet zo eerlijk was tegenover de andere dieren.
Nadat ik het verhaal voor de tweede keer had voorgelezen, wilde ik met de kinderen kijken naar de wie-, wat-, waar-pictogrammen. De kinderen kennen deze pictogrammen inmiddels goed, dus besloot ik om het op een andere manier te gaan doen. Ik heb gebruik gemaakt van een beschrijfbare dobbelsteen van credu.nl. Op de zes kanten van de dobbelsteen tekende ik met een whiteboard stift de pictogrammen. Nadat een kind met de dobbelsteen had gerold, heb ik de kinderen met hun schoudermaatje laten overleggen over het antwoord op de gerolde dobbelsteen. Nadat ze dit hadden gedaan, liet ik een aantal tweetallen aan het woord om de antwoorden te vergelijken.
Als de kinderen wat meer ervaring hebben met Close Reading, kun je er ook voor kiezen om de groep te verdelen in kleine groepjes en ieder groepje een dobbelsteen te geven. De kinderen praten er onderling over en kunnen de antwoorden eventueel gaan tekenen. Deze tekeningen kun je later vergelijken met elkaar in de grote kring.
Tijdens het tweede deel van de eerste sessie, heb ik de kinderen laten kijken naar wat er aan het begin, midden en einde van het verhaal gebeurt. Ook nu heb ik ze eerst laten overleggen met hun schoudermaatje. Eerst hebben ze met elkaar overlegd wat er aan het begin van het verhaal gebeurt. Daarna heb ik een tweetal het woord laten doen en de andere tweetallen gevraagd of ze het er mee eens waren. Was dit het geval, dan tekende ik het antwoord op het bord.
De volgende dag stond sessie 2 gepland. Tijdens deze sessie zijn we op zoek gegaan naar bepaalde patronen in het verhaal. De kinderen kwamen al vrij snel tot de conclusie dat er geen rijm in het verhaal zit. Op de vraag of er iets ook herhaald werd, wisten ze meteen antwoord te geven. Namelijk dat olifant een aantal keer stop roept. Waarom doet hij dat eigenlijk en waarom roept de oppasser op het einde van het verhaal ook stop naar olifant? Deze laatste vraag vonden de meeste kinderen best lastig. Velen kwamen niet verder dan het antwoord; ‘omdat olifant iets niet mag‘. Maar een meisje kwam met een antwoord waaruit bleek dat ze dieper na had gedacht over de tekst. Ze zei dat de oppasser stop riep, omdat olifant dit ook bij de andere dieren had gedaan en deze dieren dit niet leuk vonden. Doordat ze oppasser dit ook bij olifant deed, snapte olifant wat hij had gedaan.
En tijdens de laatste sessie hebben we ons gericht op de emoties die de kinderen herkenden in het boek. Een aantal van deze emoties werden zo benoemt dat niet alle kinderen wisten wat er mee wordt bedoeld, zoals beschaamt. Hierover gingen we in gesprek, want wat is dat nu precies en waaraan kun je bij olifant zien dat hij zich zo voelt? Zo waren er nog een aantal emoties die we hebben besproken en daarna hebben gekoppeld aan smileys. Een groene voor fijne emoties, een rode voor niet fijne emoties en een gele voor de emoties die van beide een beetje hebben. Zoals een meisje zei: ‘soms een beetje fijn en soms een beetje niet fijn‘.
Ik moet eerlijk zeggen dat ik in eerste instantie best mijn twijfels had bij deze manier van werken. Je leest immers hetzelfde verhaal best vaak voor en ik zag niet hoe ik de sessies precies vorm moest geven. Maar na een aantal keren merkte ik een groot verschil zowel bij mijzelf als bij de kinderen. Ze waren inderdaad meer betrokken en gebruikten actief de nieuwe woorden die ze geleerd hadden tijdens het voorlezen en praten over de tekst. Zo zei een meisje, wijzend op olifant, dat hij zulke roze wangen heeft omdat hij zich beschaamd voelt. En een jongen wees mij zelf op een emotie in het boek die ik niet benoemd had. De kinderen zijn echt meer betrokken dan voorheen. Dit komt doordat je de vragen zo stelt, dat de antwoorden terug te vinden zijn in de tekst. Het vraagt, zoals eerder aangegeven, wel de nodige voorbereiding. Maar als je eenmaal door hebt hoe het zit, gaat dit je steeds gemakkelijker af en kun je zelfs materialen vaker inzetten.
Ik hoop dat je iets gehad hebt aan mijn blog over ‘Close reading’ en ben benieuwd naar de manier waarop je zelf werkt aan begrijpend luisteren! Deel je ervaringen en stel je vragen op de Facebookpagina Vrienden van Kleuteruniversiteit of Instagram. Ik ben te vinden onder de naam @juf_agnes. Ook kun je een mail sturen naar ambassadeur@kleuteruniversiteit.nl